Hoe wordt de diagnose van diabetes type 1 gesteld?

Datum
Delen

De diagnostiek van diabetes beantwoordt aan specifieke biologische normen. Maar de moderne technieken maken het mogelijk om de diagnose te verfijnen en diabetes type 1 te onderscheiden van andere types diabetes.

Diagnostiek van diabetes type 1: overduidelijke tekenen

De eerste symptomen van diabetes type 1 duiken op wanneer de alvleesklier niet langer in staat is om insuline aan te maken. De ziekte begint vaak met uitgesproken symptomen die kunnen worden ondergebracht onder één noemer: het kardinaal syndroom, kenmerkend voor hyperglykemie. Dit syndroom omvat zowel polyurie (overmatig plassen), polydipsie (overmatige dorst) als polyfagie (vraagzucht/overmatige eetlust) en gaat ook gepaard met gewichtsverlies. Ouders van kinderen met diabetes klagen doorgaans over enuresis bij hun kind: hij/zij plast opnieuw in bed of wil liters water mee naar school nemen.

Soms komt diabetes meer abrupt aan het licht en is een spoedopname vereist, zoals in het geval van ketoacidose. Door het tekort aan insuline wordt het vetweefsel afgebroken, waarbij zure stoffen vrijkomen, ketonen genoemd. Ketoacidose gaat gepaard met een typische Kussmaul-ademhaling (diepe ademhaling in vier tellen), braken en buikpijn die soms onterecht doet denken aan blindedarmontsteking. Vaak is in de adem ook de geur van reneitte-appel te bespeuren. De symptomen van diabetes type 1 kunnen soms leiden tot coma. Let wel: ketoacidose treedt op bij een volledig gebrek aan insuline, vaak na meerdere weken met een kardinaal syndroom dat onopgemerkt bleef.

Biologische diagnostiek van diabetes type 1

Diabetes type 1 wordt vaak gekenmerkt door acute symptomen die aanleiding geven tot een doktersbezoek of spoedopname. Deze tekenen vereisen hoe dan ook biologische onderzoeken om de diagnose van diabetes te bevestigen. In de praktijk maakt een glykemie van meer dan 200 mg/dl doorgaans de diagnose mogelijk wanneer ook andere symptomen van diabetes type 1 aanwezig zijn.

Er bestaan andere onderzoeken, zoals het meten van de nuchtere glykemie, een oraal geïnduceerde hyperglykemie of de initiële meting van geglyceerd hemoglobine. Maar deze worden meestal uitgevoerd zonder dat symptomen van diabetes type 1 aanwezig zijn en zijn dus meer geschikt voor de diagnose van diabetes type 2. Dit laatste type komt namelijk meestal voor na de leeftijd van 40 jaar en zonder symptomen van diabetes type 1.

De auto-immuunoorsprong bevestigen

Wanneer de diagnose van diabetes is gesteld en het nodige is gedaan op medisch vlak, wordt de auto-immuunoorsprong van diabetes type 1 nagegaan. Dit gebeurt aan de hand van een bloedafname die het mogelijk maakt om het gehalte aan antilichamen specifiek voor diabetes type 1 te meten. Op die manier kan dit type worden onderscheiden van andere types diabetes. Bepaalde elementen kunnen eveneens bijdragen aan de diagnose van diabetes type 1: wanneer er in de familie bijvoorbeeld geen gevallen gekend zijn, wijst dit eerder op diabetes type 1; of, wanneer er andere auto-immuunaandoeningen aanwezig zijn, zal de diagnose eerder in de richting van diabetes type 1 worden gezocht. 

Onze aanbevelingen